Van het groene hooggebergte naar de droge warmte

Zowel zondag 3-1 als maandag 4-1 zijn we vroeg de fiets opgestapt. Na een stevig ontbijt met  gebakken spiegelei, brood en kaas en zoete koffie. De hemel is fel blauw en het is 9˚C, dus lange broek, warm fleecevest en handschoenen. Rond half 10 konden lange broek en vest uit. Nog later ook het shirtje en werd het fietsen in korte broek en hemdje. Dit is voor mij het begin van een heerlijke dag. Vroeger, bij onze bergtochten was dat ook zo. Zachtjes je lichaam warm laten worden door de zon tot het eigenlijk te warm wordt, dan wordt het soms een beetje afzien. Maar klagen mag niet, want het Nederlandse klimaat is niet te verkiezen boven deze luxe van steeds maar mooi weer.

 

We hebben een paar stevige klimmen gemaakt. De hoogste was tot 3090m, daarna nog een tot 2700m. Chiquinquira, waar we zondag hebben overnacht, lag op 2574m, Villa de Leyva, waar we maandag zijn aangeland op 2149m. Beide stadjes zijn mooi. Ze hebben een groot centraal plein, waar mensen flaneren, naar muziek zitten te luisteren en op terrasjes eten en drinken. Het lijkt een welvarende streek. Rondom Chiquinquira is veel veeteelt, veel koeien. Dus ook veel zuivel: melk en kaas, boter en room, kortom, dat doet een beetje Nederlands aan. Zuid-Limburgs noemden we het landschap op weg naar Villa de Leyva. De Ardennen of de Eifel zou ook kunnen. Het is groen en glooiend, maar wel op 2600m hoogte. De mannen in deze streek ogen ook anders dan bij ons. Vaak met spijkerbroeken, soms met kaplaarzen en cowboyhoeden, zoals ik me herinner van Bonanza.

 

Als we dalen richting Villa de Leyva wordt het landschap plotseling mediterraan. Warm en droog. De wind is dat ook. Het landschap is kaler met bougeainvilla’s, oleanders, agaves en olijfbomen. Ik merk dat ik het groene landschap prefereer. Het verveelt minder snel, is afwisselender en lieflijker.

 

Villa de Leyva is een nationaal monument. Het heeft de koloniale bouwstijl goed bewaard. De huisjes hebben twee verdiepingen, zijn afgesmeerd met aarde en witgepleisterd. Het hele centrale plein, geplaveid met grote kinderkoppen, is omzoomd met deze witte huisjes met rode dakpannen. Het is een echt toeristenplaatsje met winkeltjes en restaurantjes. Dat is natuurlijk terug te zien aan de prijzen, maar het is ook wel heel leuk om hier rond te wandelen.  Onze hospederia ligt aan een leuke binnentuin vol potplanten. Het is fijn om daar wat te lezen. Er zijn een paar koloniale huizen als museum ingericht, omdat ze toe hebben behoord aan o.a. een verdediger van de mensenrechten, een vrijheidsstrijder en een schilder. We moeten hier dus wel een dagje blijven.

 

De conditie van Frans heeft overigens behoorlijk geleden onder zijn gebroken heup. Ik fiets op hellingen omhoog steeds vóór hem uit en ben als eerste op de pas, terwijl dat voorheen altijd omgekeerd was.

 

Frans is wel beter in het Spaans. We vinden het allebei jammer dat we niet beter Spaans spreken. Het half jaartje Spaanse les dat we ooit hadden geeft wel wat houvast, maar een gesprek aangaan is voor mij niet weggelegd. Ik versta vaak wel wat mensen tegen ons zeggen en mensen willen graag met ons praten, maar kan dan niet snel genoeg tot een antwoord komen. Frans gaat met behulp van zijn Engels, Frans en Italiaans rustig een op Spaans gelijkend gesprek aan. En hij hééft dan ook echt een gesprek. Ik geniet daar wel van mee, maar écht participeren is moeilijk voor mij. Mochten we besluiten vaker naar zuid-Amerika te gaan, ga ik toch weer Spaanse les volgen. 

 

Eveline

Reacties zijn gesloten.