Na Shangri-La

De bus naar Deqin, een rit van 7 uur, was voor eenderde adembenemd mooi. Tweederde van de rit regende het en hadden we geen uitzicht. Het adembenemende zat hem in de mooie uitzichten in de diepe valleien en op de hoge bergen met hun donkerrode en grijsgroene kleuren. Kleuren die ik nog ken van Ladakh in Noord-India en die Teunis zich misschien ook nog wel kan herinneren. De regen benam ons jammer genoeg ook het zicht op de Meili Snow Mountains. De vooruitzichten waren niet goed: bewolking voor de eerste dagen en dan zie je die mooie sneeuwbergen niet, dus besloten we te gaan fietsen.

We startten met 13 C op 3200 m en met steigen en dalen bereikten we de Mekong. Hier nog een smalle ruige rivier tussen hoge bergwanden. Ook een kloof dus.

We belandden in een rustiek Tibetaans guesthouse met uitzicht op een RK kerk. Dat is heel bijzonder hier. Eind 19e eeuw probeerden Franse missionarissen hier zieltjes te winnen.Het dorp doet een wijnbouw. Komt vast door die missionarissen.

Van Cizhong, met het RK kerkje, zijn we via een lange fietstocht langs de Mekong (alsmaar stijgen en dalen) naar Weixi gegaan. Van daar uit wilden we terug naar de rivier de Yangtze. We konden er niet achter komen of dat te doen was op de fiets, hoeveel km, hoeveel hoogteverschil. Tenslotte zijn we een kantoor van China Mobile binnengestapt (daar stikt het hier van) en hebben een dame aangeklampt die een klein beetje Engels sprak. Ze heeft haar Engelse leraar gebeld en die heeft ons geadviseerd de route per bus af te leggen. Dat advies hebben we opgevolgd en per bus zijn we naar Judian gegaan. Een rit van 4 uur, maar heel mooi en dit keer wel met de hele tijd helder zicht. We kwamen weer bij de Yangtze. Yunnan heeft drie belangrijke rivieren, die parallel aan elkaar lopen, met hoge bergen daartussen. De Salween die naar Bangladesh loopt, de Mekong die naar Zuid-Vietnam gaat en die we willen volgen, en de Yangtze, die naar de Indische Oceaan loopt.

Dinsdag 6 oktober zijn we in Jianchuan aangekomen. Na een steile klim kwamen we bij een mooi restaurantje met een leuk terras, waar een Engels sprekende meneer ons uitnodigde hier plaats te nemen voor de lunch. Met uitzicht op een meer hebben we ons dat graag laten aanleunen. Daarna betrok het en moesten we verder in de regen door een lelijk landschap met het stof van vele steenhouwers langs de weg.

Jianchuan bleek ook geen geweldige stad. Volgens Aku moesten we van hier uit Shaxi bezoeken. Maar weer waren we in twijfel: hoe ver is dat en kunnen we daar overnachten? Onze Bradtgids en de informatie van Asian Way of Life geeft hierover geen uitsluitsel. Wat doen we nu? We voelden ons een beetje verloren.

Een wandeling door het stadje bracht ons bij het busstation en daar werden we aangesproken door twee mannen. Met handen en voeten en een striptekening van Frans sloten we een contract af. Ze zouden ons de volgende dag met een busje ophalen om ons naar Shaxi te brengen. Zou dit lukken?

Ja, het lukte. Shaxi blijkt een prachtig gerestaureerd Bai-dorp. Dat wil zeggen, dat het bewoond wordt door Tibetaanse en Bai- minderheden. Samen met een Zwitserse organisatie is dit dorp voorzien van riolering, is de bestrating verbeterd en zijn er plannen om het toerisme op duurzame wijze aan te pakken. We maakten kennis met mensen van het Shaxi Cultureel Centrum en Guesthouse (www.shaxiculturalcenter.com) en besloten ons hier voor een paar dagen te vestigen. Het guesthouse is heel rustiek en we zullen hier wel een beetje uitrusten van alle klimwerk.

Ik heb nog een paar thema’s uitgewerkt:

Landslides: De Chinezen hebben werkelijk goede wegen aangelegd zo hoog in de bergen. Het klimaat is hier alleen ook heel ruig. Dat betekent dat door regen en wind er soms ware steenlawines naar beneden komen, die soms ook hele rotsblokken meesleuren en die dan dus hele stukken asfalt wegslaan. De weg wordt snel wel weer vrijgemaakt, maar wat overblijft is dan een ruw wegdek vol losse stenen en modder. Intussen schrik ik er niet meer voor terug me over zo’n pad naar beneden te laten gaan, of er tegenop te klimmen. Het mountainbiken maak ik me op deze manier al aardig eigen. Volgend jaar doe ik met Frans de TransAlp.

Eten: In China bestel je geen maaltijd voor jezelf zodra je met meer dan 1 persoon bent. Je bestelt dan een paar schotels en met je stokjes pik je daar dan allemaal wat uit. Je krijgt wel allemaal een eigen kommetje. Traditionele gerechten hier in Yunnan: roerei met tomaat, gedroogd Yakvlees, gekookte groenten met het nat, een soort soep dus en een varkens, runder, of kipschotel, altijd kleingesneden vlees met heerlijke kruiden en groenten en altijd lenteuitjes. Kortom: we hebben hier altijd al smakelijk gegeten. Noedelsoep als ontbijt kan me alleen nog steeds niet bekoren, maar meestal hebben we daar wel een oplossing voor gevonden door uit ons Point-it boekje een gebakken ei aan te wijzen of iets van dien aard.

Hygiene: De dorpen zijn vaak modderig. De honden liggen op straat. Koeien, kippen en varkens lopen vrij rond. Er is geen riolering. De plee is ergens een gat in de grond met een dakje erboven en stinkt vreselijk. Huisvuil wordt op het platteland niet opgehaald. Mensen gooien hun afval dus zo maar ergens neer. Stof afnemen kent men vaak niet. Tafels worden schoongemaakt met de dweil die ook voor de vloer wordt gebruikt. Kortom het is vaak een ongelooflijke rotzooi waar je in terecht komt en waar je dan ook moet slapen. Voor het eerst hebben we onze zijden lakenzak gebruikt, omdat we het beddengoed niet vertrouwden. Gelukkig hebben we nog maar twee keer zo’n vies guesthouse gehad. We zijn er niet ziek van geworden. Maar is dit dan nog wel leuk? We klagen erover tegen elkaar, maar beseffen ook dat dit bij onze manier van reizen hoort. Een Engels sprekende Chinese vrouw zei tegen ons, dat wij wel het echte China zien. Daar wonen gewoon nog veel arme mensen. Als je met toeroperators reist, kom je in de grotere hotels, maar zie je niet het echte leven. In het boekje ‘ Fietsen met Nietzsche’, dat ik van een wandelvriendin kreeg en nu aan het lezen ben las ik dat reizen tot relativering leidt. Dat is ongetwijfeld het geval. Het leidt echter ook tot waardering. Waardering voor wat er de afgelopen 50 jaar in het Westen is gerealiseerd en wat hier allemaal nog moet gebeuren. Ik weet nog, dat wij vroeger thuis ook een plee hadden. Die stonk in mijn herinnering niet, omdat mijn pa tijdig de beerput leegde. We hadden een pomp en geen waterleiding. We hadden geen douche, maar mochten 1x per week in de teil. Het vuil werd niet opgehaald, maar wij verzamelden dat op een vaste plek in de tuin en dat werd dan weer benut voor bemesting van de groentetuin. Wat we hier zien is dat de afgelegen dorpen ontsloten worden door goede toegangswegen. Het dorp waar we nu zijn wordt opgewaardeerd met behulp van een internationaal project. Naast verbetering van de grote infrastructuur moet er op micro-niveau nog heel veel gebeuren. Materieel, maar ook qua bewustwording. De mensen, ook in de stad, zijn gewend gewoon alles maar op straat te gooien en zijn niet gewend hun eigen boeltje schoon te maken. Behalve daar waar ze te maken krijgen met Westerse toeristen. Misschien is dit wel te kort door de bocht, maar dit is onze eerste waarneming.

Overigens: in de stad Kunming is het straatbeeld heel schoon en er rijden duizenden brommers en scooters, allemaal voortgedreven op electriciteit. Hartstikke stil en schoon. Dat dan ook weer. Het is een kwestie van tijd, dat kunnen we aan onze eigen geschiedenis zien.

Eveline

Reacties

Na Shangri-La — 1 reactie

  1. Heeeeeeeeeeeey ome Frans en tante Eveline,
    Ik lees met veel plezier al jullie reis-verhalen. Ronald (van tante Paula) gaat van 9-11 t/m 30-11 naar Vietnam. Hij vertelde me dat jullie daar ook heen gaan. Misschien komen jullie elkaar wel tege :-/
    Nog veel fiets-plezier.
    Groetjes,
    Marloes
    Bij ons is het nu 18.36u, dus bij jullie 0.36u, welterusten dan……